KOPP-blog: beelden zeggen meer dan woorden

DIT VOORJAAR, MIJN eerste in Woerden, heb ik de futen gevolgd. De volwassen vogels dragen hun jongen op hun rug, en dat romantische plaatje wilde ik altijd al zien. Maar in Maarn, waar ik eerst woonde, zijn geen watervogels. Bij mijn vriendin in Bleiswijk had je ze wel, en heel af en toe zagen we dan een jong op een futenrug in de lente. Altijd van veraf.

Maar toen ik dit voorjaar veel tijd besteedde aan buiten lopen met de hond, ontdekte ik dat het in Woerden stikt van de futen. Ik zag hoe lang ze broedden, dat ze soms een tweede leg deden, dat ze tamelijk honkvast waren met hun gezinnetjes – met meest één of twee kuikens – zodat ik die een beetje kon volgen. De jongen zitten inderdaad verscholen tussen de veren van de rondzwemmende vader of moeder terwijl de andere ouder naarstig op jacht gaat naar eten. Die komt dan aanzwemmen met iets flink groots in de snavel terwijl de jongen om het hardst schreeuwen, ik eerst, ik eerst!! Hele vissen gaan erin, in die kleine snaveltjes. Het is soms nogal worstelen om die vis door dat dunne keeltje naar beneden te krijgen terwijl het andere kuiken verontwaardigd tjielpt om de jagende ouder aan te sporen snel een nieuwe vis te leveren. De ouders vangen gedurende een paar weken onvermoeibaar honderden vissen. Ondertussen schudden ze doodgemoedereerd de jongen van hun rug zodra die te zwaar worden. Het gaat allemaal vanzelf.

Een paar dagen geleden zag ik één van de families die ik gevolgd had. Ze hadden nog laat gebroed en de twee kuikens waren dus nog niet zo groot. Eén van de twee zag er niet normaal uit en toen ik beter keek, leek het kuiken te zinken. Het hield zijn kop en staart wel boven water, maar zijn hals en rug niet. Het zwom dapper mee met de anderen, maar ik vroeg me af hoe lang hij dat zou volhouden. Het kon niet anders dan dat hij eerder moe zou zijn. Een onzichtbaar gebrek waardoor je veel harder moet werken dan anderen om je hoofd boven water te houden, dat kwam me maar al te bekend voor. Zo heb ik me als KOPP’er tientallen jaren gevoeld. Doordat ze het onderliggende probleem niet konden zien, veroordeelden mensen mij als lui, dom of onwillig als ik minder goed leek te functioneren dan een ander. En helaas heb ik dat zelf ook tientallen jaren geloofd.
Het beeld van dat half zinkende futenkuiken liet mij niet los. Pijnlijk herkenbaar. Het leven is soms hard.

Een paar dagen later zag ik nog een KOPP-realiteit in beeld: bij mij om de hoek staat een boom, een hoge conifeer met zo’n kenmerkend puntige vorm. Je ziet er alleen weinig van, want er hangt een weelderig rood kleurende klimplant overheen. Het is prachtig om te zien, helemaal tot in die puntige top draagt die conifeer een vuurrood kleed. De klimplant floreert dankzij die sterke conifeer die hem draagt. Maar de conifeer floreert helemaal niet. Je kan hem zelfs amper zien.
Hier is wél zichtbaar wat KOPP zijn met je doet. Maar alleen voor iemand die goed kijkt. Je bent zelf onzichtbaar, want je gebruikt al je levenskracht om een ander overeind te houden, simpelweg omdat je dat zo geleerd hebt. Omdat dat vroeger nodig was. Als je daar niet mee stopt, of het tenminste begrenst, zal je zelf niet oud worden.
Het kan ook zijn dat het niet íemand is (of een hele familie/organisatie), die je draagt, maar íets: je eigen trauma of dat van een ander. Dan bestaat die florerende mantel uit ouwe shit die door jou goed onderhouden wordt. Het resultaat is hetzelfde: uiteindelijk bezwijk je onder die last, als je hem niet afschudt.

Ik heb inmiddels goed geschud. Vele malen ook. Dat was nooit gemakkelijk en meestal angstig, maar wel hard nodig. Alhoewel er zeker nog verantwoordelijkheden aan mij blijven kleven die niet van mij zijn, ga ik er niet meer onder gebukt en zal ik zo’n grote mantel ook nooit meer aantrekken. In plaats daarvan ga ik lekker buiten wandelen en geniet ik van de natuur.
Vlak voor mijn vakantie kreeg ik nog een cadeautje. Ik nam een duik in één van Woerdens vele singels en na een eind zwemmen ontdekte ik een futenfamilie met drie piepjonge kuikens. Ik kon heel dichtbij komen in het water, ze lieten me met hen meezwemmen. Ik zag de jongen stoeien om een plekje op de rug van moeder. Mijn dag was goed.