KOPP-blog: Open je hart
ALS ER ÉÉN VAARDIGHEID PRECAIR IS, is het wel het openen van je hart. Doe je dat niet, dan ben je gedoemd om een eenzaam leven te leiden. Doe je het te gemakkelijk, dan raak je beschadigd. Ik zie de twintigjarige voor me die ik ooit was: hoog in mijn energie, hoopvol, open, het hart op de tong. Ik gaf het weg aan iedereen die het wilde aanpakken. Die kreeg dan meteen mijn hele levensverhaal, plus de verantwoordelijkheid om het allemaal goed te maken. Ik was als een hunkerend kind dat genoegen neemt met iedere beschikbare volwassene, als is die nog zo ongeschikt.
Dit gedrag vroeg natuurlijk om een grens. En als ik die dan kreeg, werd ik een verongelijkt kind dat meent recht te hebben op genoegdoening. De schouders naar voren gevouwen, het hoofd ingetrokken, smekend maar ook kwaad onder de wenkbrauwen vandaan loerend. Ik zie dat meisje zó voor me. En zo’n claim is nogal irritant voor degene die ermee opgezadeld wordt. Dus als die ander niet in staat was om liefdevol te begrenzen, wat meestal het geval was, had die geen andere keuze dan het sluiten van het hart en afstand nemen.
En oeioeioei, als dat gebeurde, dan ging ik vanbinnen helemaal los. Want ik was al vroeg, en ook voor veel te lange tijd, slachtoffer van onmachtige volwassenen met gesloten harten. Het is dus niet meer dan logisch, en ook terecht, dat er heel wat woede in mij was.
Woede met een open hart is openhartig, dus als ik die had durven uiten, had ik vast recht gehad op de diagnose borderline. Maar ik had mijn schouders al om mijn hart gevouwen. Woede uiten was in mijn ervaring levensgevaarlijk. Dus ik sloeg hem naar binnen, waar hij vervolgens vrij rond kon woekeren als zelfhaat.
Tot ik weer iemand tegenkwam die beschikbaar leek, dan begon het spelletje opnieuw.
Dit soort dynamieken in de jongvolwassenheid komt niet uit het niets. Ze vertellen een verhaal over de eerste levensjaren en zijn een herenscenering van jong trauma. Daarom zie ik ook kinderen voor me als ik mijn gedrag van die tijd beschrijf; ik was nog een klein meisje toen deze strategieën ontstonden. Toen ik een jongvolwassene was, was er in mijn omgeving niet zoveel mis. Maar in de basis van mijzelf des te meer. En dat werd weer helemaal wakker toen ik als jongvolwassene geacht werd om voor mezelf te zorgen.
Ooit werd ik dus geboren met het hart wijd open, zoals dat hoort. Helemaal klaar voor het liefdevolle welkom in de wereld waar ik recht op had. En dat kreeg ik – soms. Maar veel te vaak kreeg ik ook niets. Mijn moeder had wanen en vergat mij regelmatig gewoon. Dus met mijn open, gevoelige hart tastte ik dan in het niets. Dat is ontzettend beangstigend voor een zuigeling en een jong kind. Mensenkinderen worden hulpeloos geboren en hebben om te overleven de intensieve (ook emotionele) zorg nodig van een liefhebbende ouder. Als die er niet, of onvoldoende is, ontstaat doodsangst en daarmee trauma. Want doodsangst is overweldigend en baby’s kunnen niet vechten of vluchten van hun ouders. Dus de ervaring moet worden bevroren.
Een in wagenwijd open stand bevroren hart. De oorspronkelijke ervaring was in mijn eerste levensjaren. En daarmee confronteerde ik als twintiger iedereen die zich niet afschermde.
Ook het sluiten van het hart is een beweging die ik al eerder gemaakt had. Een kind dat te lang tevergeefs uitreikt, houdt daar op een gegeven moment mee op. Als die broodnodige liefdevolle zorg te vaak of te lang niet komt, dan wordt het kind eerst woedend en eisend (verongelijkt). Daarin zit nog de hoop dat het goed komt. Mijn moeder was onvoorspelbaar, soms kreeg ik ineens wél wat ik nodig had. Ik ervaarde dus dat het hielp om verongelijkt te zijn. Het hart beschermd door de schouders, nog niet helemaal gesloten maar wel moeilijk toegankelijk. Graaiend naar de kruimels en wachtend op betere tijden.
Later ervaarde ik dat het geen zin had om uit te reiken. Ik trok mij terug en sloot mijn hart. Fysiek zag dat eruit als een kromme rug, naar voren gevouwen schouders en een naar voren uitgestrekt hoofd. Met gesloten hart vooruit ploeterend, zoiets. Als ik die houding nu weer aanneem, voel ik hoe benauwd die is. Er is weinig ademruimte en al helemaal geen plek voor mijn maag. Alle energie naar het hoofd, het is dan ook niet verbazend dat ik veel migraine had. Door het aannemen van de houding kan ik terugkeren naar de gevoelens die daarbij hoorden. Met als doel het ervaren van de kramp waarin ik geleefd heb, zodat ik daar nu met mededogen naar kan kijken.
Het openen en sluiten van het hart is een vaardigheid. Het is niet nodig en ook niet wenselijk om je voor iedereen maar open te stellen. Leren begrenzen is van levensbelang. Het is ook niet nodig en niet gezond om je hart structureel te sluiten. Een mens kan niet gelukkig zijn zonder zich te verbinden, met zichzelf, met de ander of met God, als dat een optie is.
Er moet dus een gezond evenwicht zijn tussen openen en sluiten, en óók tussen geven en ontvangen. Als je moeite hebt met geven, is dat bij KOPP’ers meestal omdat je niet kunt ontvangen. Je kan immers alleen maar geven als je iets te geven hébt, vanuit een gevulde bron dus. De uitdaging is dan eerst om te leren ontvangen.
Het is best spannend om deze evenwichten te zoeken. Om te durven experimenteren met het openen van het hart en met geven en ontvangen. Wat daarbij heel behulpzaam is, is dat er dus drie niveaus zijn waarop je kan oefenen. Met jezelf, met de ander of met God (je hogere zelf, de bron, het universum, hoe je het ook wilt noemen) als dat een optie voor je is. Begin dus vooral met oefenen op het niveau dat voor jou het gemakkelijkst is.
En hoe doe je het letterlijk? Dat kan op veel manieren, maar dit is de eenvoudigste: door de houding aan te nemen. Probeer het maar eens uit. Recht je bovenrug. Touwtje aan je kruin. Je kan je armen ietsjes schuin naar onderen en opzij strekken met je handpalmen naar voren. Dit is een heel open houding, wees maar nieuwsgierig wat er dan gebeurt. En heb je iets met God, het universum of het hogere zelf, des te beter! Dan kan je in deze houding ook je hoofd wat naar achteren brengen. Overgave. In deze houding kan je de universele goedkeuring en liefde ontvangen waar jij recht op hebt als mensenkind.
Als jouw welkom in het leven niet zo liefdevol was, als je je niet gedragen gevoeld hebt, kan je misschien voelen dat de verbinding met jezelf, met de ander of met het ‘hogere’ jou alsnog – beetje bij beetje – die ervaring kan geven. Met (mogelijk) al het verdriet dat erbij komt kijken als je eindelijk iets ervaart van wat je zo gemist hebt.
Vind je dit supergênant, dan doe je het lekker niet. Onthou dan maar gewoon dat gevoelens lichaamshoudingen sturen, én dat het evengoed andersom werkt: lichaamshoudingen kunnen gevoelens oproepen.