KOPP-blog: symbiose
WIJ MENSEN VERLANGEN ALLEMAAL onbewust terug naar de volmaakte eenheid die we eens met onze moeder hebben gevormd, zei dertig jaar geleden mijn psychiater. Brrr, dacht ik toen ik dat hoorde, denkend aan mijn gekke moeder met haar neusharen en haar vreemde blik. Maar die herinnering dateerde van ver ná het moment dat ik – emotioneel en fysiek (tijdens de zwangerschap) – één geheel met haar vormde. Toen ik zo jong was, was mijn brein nog niet voldoende ontwikkeld om daar iets van in mijn geheugen te kunnen opslaan. Ooit had ik die symbiose met mijn moeder nodig om überhaupt aan mijn bestaan te kunnen beginnen. Zelf kon ik immers nog niets, ik was hulpeloos en afhankelijk en begreep nog nergens iets van. Ik kon alleen maar voelen. En daar herinnert mijn hoofd zich helemaal niets van. Toch is de impact van de eerste intieme relatie in je leven, in de meeste gevallen die met je moeder, vele malen groter dan wij ons over het algemeen realiseren. Het lijf herinnert zich alles.
Seksualiteit en het vermogen om intieme relaties aan te gaan in het volwassen leven zijn hierop gebaseerd. Waarom worden mensen verliefd? Omdat ze in de ander de kans herkennen om die volmaakte symbiose terug te vinden of alsnog te beleven. Verliefde mensen denken ineens dat ze niet zonder de ander kunnen leven, al waren ze voordat ze verliefd werden nóg zo stoer en zelfstandig. Ineens veranderen ze emotioneel in een baby die dood gaat als hij verlaten wordt. Luister maar naar de tekst van het eerste het beste liefdesliedje. Ja, verliefdheid is een toestand van overdracht. Je weet het niet meer want het komt uit je pre-breingeheugen-tijd, maar je verkeert emotioneel in de extase die je voelde als baby in je moeders armen. Toen was zij de allermooiste, allerliefste persoon van de hele wereld. Je ging dood als zij niet van je hield.
Óf je verkeert emotioneel in de afhankelijke ontreddering die je voelde als baby, al dan niet in je moeders armen. Want als zij bijvoorbeeld psychotisch of depressief was, was er waarschijnlijk niet veel extase te beleven. Zij was emotioneel niet beschikbaar. Of alleen maar soms. Of ze was er op een vreemde, onveilige manier. En, oh wonderlijke ironie, de hulpeloze ontreddering die dat toen met zich meebracht, kom je ook weer tegen als je verliefd bent. Tot overmaat van ramp kies je, zeker als je relatief jong bent, nogal eens voor een partner die bekend aanvoelt en dat is maar al te vaak iemand die zelf ook issues heeft op het gebied van hechting.
Psychische problematiek zit ‘m in het te weinig, maar evengoed in het teveel van sommige aspecten. Het kan ook zijn dat je als KOPP’er juist een teveel aan symbiose hebt meegekregen. Je moeder was bang om jou uit haar blikveld te laten gaan, want de wereld was gevaarlijk. Of ze had jou nodig om het gat in haar eigen ziel te vullen. Ook dát geeft onveilige hechting als resultaat en met even grote gevolgen als een tekort. Misschien lukt het dan nooit om je van haar los te maken en doe je niet eens een poging om een eigen leven op te bouwen met een eigen partner.
De bovenstaande voorbeelden gaan over een teveel of te weinig aan symbiose in de vroege baby/kindertijd. Daarom noem ik ook alleen de moeder; in verreweg de meeste gevallen is dat de eerste intieme relatie van je leven. Maar niet bij alle KOPP’ers ligt de oorsprong zo vroeg. Wat er iets later, peuter-kleuterleeftijd, vaak ontstaat is een symbiotische gerichtheid. Omdat het thuis onveilig was, checkte je eerst met al je antennes hoe de vlag erbij hing. Daardoor leerde je feilloos aanvoelen wat de ander nodig had. Je moest wel, anders was je zelf de dupe. En daardoor heb je niet kunnen leren om te voelen wat je zelf eigenlijk nodig hebt, laat staan om erom te vragen. Daar was eenvoudig geen ruimte voor. Je was trouwens zo fantastisch aangepast dat niemand merkte dat je niet kreeg wat je nodig had. Je zorgde voor alle anderen, maar niet, of pas in laatste instantie, voor jezelf en dat doe je nu nog zo. Als je er niet in slaagt om dat in de loop van je leven te veranderen, is dat hét recept voor burnout.
Symbiose, moeder natuur heeft het niet voor niks bedacht. Het is nodig om aan ons bestaan te kunnen beginnen en het verlangen ernaar helpt enorm in de voortplanting. Maar het kan ook een hoop ellende geven als er een tekort of een teveel van is.